Is het wetsvoorstel dat de Wet DBA moet vervangen wel een donkere wolk voor ZZP’ers in de Zorg?

Auteur: Mr G.W.B. van Westen, ex-partner Deloitte en Stibbe, ex-raadsheer-plv. Hof Leeuwarden, Hof Den Bosch en Centrale Raad van Beroep

De conclusies in mijn blog van 13 mei waren dat een Zorg ZZP´er die zijn/haar documentatie
goed op orde heeft strafrechtelijk niets hoeft te vrezen. En dat de opdrachtgever bij deze Zorg
ZZP´ers minder risico loopt op een naheffingsaanslag.
Zijn de plannen voor wetgeving die de mislukte Wet DBA (d.d. 1 mei 2016) zou kunnen
vervangen alsnog donkere wolken?

In het afgelopen najaar werd door de minister van SZW een concept (!) van een voorstel voor
een Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden onderworpen aan een
internetconsultatie.
Naar mijn mening is de insteek van het voorstel op zichzelf niet verkeerd. Dat blijkt uit de
Memorie van Toelichting (MvT). De minister wil in de eerste plaats (gedwongen)
schijnzelfstandigheid bestrijden. Ook vindt de minister dat sprake is van oneerlijke
concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen ZZP’ers en andere werkenden. En er zijn zorgen
dat grote groepen werkenden ten onrechte niet meebetalen aan de werknemersverzekeringen
waardoor de omvang van de financiering van de sociale verzekeringen voor kwetsbare
werknemers afneemt.
Om deze doelen te bereiken wil de minister in het BW beter verwoorden wanneer sprake is
van een arbeidsovereenkomst aan de hand van enkele indicaties: werken onder
werkinhoudelijke aansturing (A), inbedding in de organisatie van de werkgever (B), werken
voor eigen rekening en risico (C) en de vraag of de werkende zich doorgaans als ondernemer
of als werknemer (C+) gedraagt.
Hoe zwaar wegen deze indicaties ten opzichte van elkaar? In de MvT staat een schema:

De indicaties moeten in geval van twijfel over de aard van de arbeidsrelatie ‘gewogen’
worden door de opdrachtgever. Ik ben bang dat als het voorstel kracht van wet zou krijgen,
het voor opdrachtgevers toch nog steeds erg lastig zal blijven om een arbeidsrelatie in de Zorg
te kwalificeren als arbeidsovereenkomst of opdrachtovereenkomst.
Immers in de Zorg zal van ‘inbedding’ (indicatie B) in de organisatie van de opdrachtgever
relatief snel sprake zijn. Dit bijvoorbeeld omdat eenzelfde uniform in het ziekenhuis voor
patiënten geruststellender is dan eigen werkkleding. Of als beschermende kleding door
regelgeving verplicht is, ook voor flexwerkers. Verder zijn in de Zorg situaties denkbaar
waarin de ZZP’er snel moet kunnen beslissen zonder werkinhoudelijke aansturing,
bijvoorbeeld tijdens een nacht- of weekend dienst: indicatie A (werkinhoudelijke aansturing
door een leidinggevende) is dan vaak afwezig. Indicatie C (werken voor eigen rekening en
risico) hoeft dan alleen zwaarder te wegen dan indicatie B maar ook als indicatie A wel
aanwezig is zou C toch zwaarder kunnen wegen dan A en B samen. Zegt het schema uit de
MvT.

Zoals ik schreef in mijn vorige blog blijft ook de realiteit dat zorginstellingen vaak acuut
‘handen aan het bed’ tekort komen. Daardoor zal niet alleen de screening (valse diploma’s ?)
onder druk staan maar ook ‘wegingen’ van indicaties. De uitkomst van de hiervoor genoemde
internetconsultatie was dan ook in overwegende mate negatief waar het in de vraagstelling
inhoudelijk ging om deze aspecten van het concept wetsvoorstel.

Een ander aspect kwam er beter vanaf. Er wordt een nieuw wetsartikel voorgesteld met daarin
een ‘rechtsvermoeden’. Dat zou betekenen dat als een zelfstandige een tarief onder ca. € 33
excl. BTW hanteert, men in eerste instantie waarschijnlijk te maken heeft met een werknemer
in plaats van een Zelfstandige Professional (ZP). In bonafide gevallen kan dan toch nog
‘tegenbewijs’ worden geleverd in die zin, dat ondanks het lage uurtarief toch sprake is van
echte zelfstandigheid. Dit deel van de plannen van de minister kan op een breed draagvlak
rekenen.
In de Tweede Kamer wordt inmiddels ook de mogelijkheid van een ‘knip’ in de opvolger van
de Wet DBA open gehouden. Bijvoorbeeld een ‘knip’ tussen evidente risicosectoren waarin
veel schijnzelfstandigheid en fraude voorkomen en die waar veel ZP’ers aan het werk zijn in
sectoren die niet bekend staan als fraudegevoelig.

Het blijft dus uiterst lastig om te voorspellen of het concept van het voorstel ongewijzigd zal
worden voorgelegd aan de Tweede Kamer, laat staan op welke termijn dat gebeurt.
Met achter deze horizon nog de vraag of de Tweede Kamer zich zal kunnen vinden in dit
wetsvoorstel. Een wetsvoorstel dat daarna nog door de Eerste Kamer zal worden getoetst op
toepasbaarheid.
De conclusie mag m.i. zijn dat zich op afzienbare termijn geen zware onweerswolken zullen
ontwikkelen voor goed gedocumenteerde ZP’ers, noch door het vervallen door het
Handhavingsmoratorium noch door het bedoelde concept wetsvoorstel.
Wellicht komen er misschien nog andere ideeën in beeld om de ZP-problematiek beter
hanteerbaar te maken. Wordt vervolgd, omstreeks 12 juni.

GWBvW, 29 mei
Voor de voorafgaande blogs zie: https://bickz.com/category/fiscaliteit/

LinkedIn