ROW? Wat is dat? Een ondergeschoven kind!

Auteur: Mr G.W.B. van Westen, ex-partner Deloitte en Stibbe, ex-raadsheer-plv. Hof Leeuwarden, Hof Den Bosch en Centrale Raad van Beroep

Een belangrijk – en terecht – motief van de Overheid voor de Wet DBA was het bestrijden van ‘schijnzelfstandigheid’. In mijn vorige blogs heb ik uitgelegd dat ‘schijnzelfstandigheid’ zich kan voordoen in diverse vormen: als ‘uitbuiting’ bijvoorbeeld, als werknemers gedwongen worden tot het nemen van ontslag met een toezegging dat zij opdrachten mogen verwachten als zij ZZP’er worden. Dat scheelt een kwaadwillende werkgever loonkosten, ook door het vervallen van premies werknemersverzekeringen.
Een andere vorm van schijnzelfstandigheid doet zich voor als mensen zich ZZP‘er noemen alleen maar om te kunnen profiteren van fiscale voordelen die in belastingwetten staan voor ondernemers.

Deze laatste vorm wordt ook genoemd in de parlementaire geschiedenis in de aanloop naar de Wet DBA. Er staat onder andere dat de enorme hoeveelheid van de zogenoemde VAR
(Verklaring ArbeidsRelatie) de schatkist begon op te breken. In 2015/2016 waren er al meer dan één miljoen VAR houders. En vrijwel allemaal hadden zij een VAR die hen fiscaal kwalificeerde als ondernemer (en soms als zelfstandige die werkt vanuit een BV). Daaronder waren dus ook relatief veel ‘schijnondernemers’. Bij hun belastingaangiften claimden zij ten onrechte de MKB-winstvrijstelling evenals zelfstandigenaftrek. De MKB-winstvrijstelling bedraagt 14% van de omzet na aftrek van kosten. Zelfstandigenaftrek kon oplopen tot meer dan € 7.000.

De oorzaak van schijnondernemerschap was dat het té eenvoudig was om de kernvragen voor het aanvragen van een VAR zo in te vullen dat als vanzelf de gunstige uitkomst ‘ondernemer’ of ‘ondernemer via een BV’ er uitrolde. Bijvoorbeeld: “Verwacht u dit jaar minder dan 3 opdrachtgevers? Of tussen 3 en 7 opdrachtgevers? Of meer dan 7 opdrachtgevers?” Als de Belastingdienst bij een latere belastingaangifte maar 2 opdrachtgevers ziet: “Geachte belastinginspecteur. Ik verwachtte, eerlijk waar, echt meer dan 7 opdrachtgevers, maar die verwachting is helaas niet uitgekomen. Maar dit jaar gaat het echt gebeuren!”.
Vaak waren het aangiftehulpen van ZZP’ers maar vaak ook boekhouders die attendeerden op deze zwakke plek in de wetgeving. Beiden kruisten vaak zelf voor hun klanten op de aangifte in Box 1 vast de rubriek ‘winst’ aan.
Bestrijding van gedwongen schijnzelfstandigheid en schijnondernemerschap is met de Wet DBA niet gelukt. In het blog van 19 mei sprak ik twijfels uit of dat wel gaat lukken met de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. Het voorstel daarvoor is nog onderwerp van stevige politieke discussies.

Bij het bestrijden van schijnondernemerschap kan mogelijk het fenomeen ROW uitkomst bieden. Deze letters staan voor ‘Resultaat Overige Werkzaamheden’. Een wettelijke bepaling waarin bijna letterlijk staat dat de bepaling van het belastbare ‘Resultaat’ geschiedt alsof de Werkzaamheid een onderneming vormt. De volgende wetsartikelen die van toepassing zijn voor (echte) ondernemers gelden echter niet: de MKB winstvrijstelling noch de zelfstandigenaftrek. ROW’ers kunnen wel al hun zakelijke kosten aftrekken: investeringen in apparatuur, autokosten etc.
ROW is dus een naar mijn mening te weinig gebruikte tussenstatus: de ZZP’er is geen ondernemer maar ook geen werknemer. In de oude Wet op de inkomstenbelasting uit 1964 bestond die tussenstatus al. Dat heette toen geen ROW maar Inkomsten uit andere arbeid: anders dan arbeid als ondernemer of werknemer.

Zoals ik schreef in mijn blog van 23 april komt het in de Zorg veel voor dat een ZZP’er bewust kiest voor de vrijheid van het zijn van opdrachtnemer. Dat is voor hen een bewuste en geen gedwongen keuze. Echter: naar mijn waarneming dragen in de Zorg relatief veel zelfstandigen iets té makkelijk het label ‘ondernemer’. Maar als voor ZZP’er het label ‘ondernemer’ te hoog gegrepen is hoeft dat absoluut niet te betekenen dat de ZZP’er automatisch een werknemer is. Dat staat gewoon in de Wet op de inkomstenbelasting 2001!

ROW is in die wet het ondergeschoven kind. ROW verdient meer bekendheid én meer toepassing.
Het is naar mijn mening relatief makkelijk om wettelijke objectieve en heldere criteria te bedenken om te toetsen of een ZP (zelfstandig professional) ondernemer is of ROW’er.
Bijvoorbeeld een minimaal aantal uren, een criterium voor de hoogte van het uurtarief en de hoogte van de omzet. Etc. Maar ook de uitdrukkelijke wil van de ZP om geen arbeidscontract aan te gaan is een relevant criterium. Wellicht met extra voorwaarden, zoals dat de ZP zelf een arbeidsongeschiktheidsverzekering moet afsluiten.
Op de dag dat ik deze blog aan het afronden was werd toevallig een al langer verwacht wetsvoorstel ingediend om ZZP’ers te verplichten een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Dat zou t.z.t. op twee manieren kunnen: via een Wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (Wet BAZ). Of via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Naar verwachting zal deze verplichting niet eerder in werking kunnen treden dan per 1 januari 2027 of nog iets later. Als deze wettelijke verplichting er inderdaad komt zal dat naadloos passen in het betoog in dit blog: de verplichte verzekering zou dan meteen één van de wettelijke criteria moeten worden voor het kwalificeren van ZP als een zelfstandige ondernemer of als ROW’er.

Het betoog in dit blog vergt overigens ook dat niet alleen de belastingwetgeving maar ook het arbeidsrecht wordt aangepast, zodat de definities van arbeidsrelaties in voorkomende gevallen aan elkaar gelijk zullen blijven.
Voor de ZP die ROW’er is geldt nóg een bijkomend voordeel: geen zorgen dat de Belastingdienst vindt dat zij/hij geen echte ondernemer is. Met hoge navorderingsaanslagen tot gevolg. Wegens de afgelopen vijf jaar ten onrechte geclaimde MKB-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek.

 

GWBvW, 12 juni. Mijn volgende blog verschijnt omstreeks 26 juni a.s. Voor de voorafgaande blogs zie: https://bickz.com/category/fiscaliteit/alles

 

LinkedIn